2.2.5 Inspectieputten

Duurzaamheid:

  • Geen uitlogende materialen gebruiken.
  • 10% secundair toeslagmateriaal

Technische eisen:

  • Putdeksels type TBS 435-24 VM-VEPRO met dagmaat 600 mm of volledig uitwisselbaar hiermee; geschikt voor zwaar verkeer (klasse D400). Putranden op hoogte brengen met drie stellagen van éénsteens metselwerk en stellen in metselspecie. Metselstenen waalformaat, gebruiksklasse B5;
  • Putdeksel voorzien van tekst: “VUILWATER, REGENWATER of INFILTRATIE”;
  • Putranden voorzien van opschrift: “VW, RW of IW”;
  • Minimaal aantal putten per streng;
  • Minimaal 800 x 800 mm of Ø 800 mm bij diepteligging ≤ 2,00 m¹; minimaal 1000 x 1000 mm of Ø 1000 mm bij diepteligging > 2,00 m¹;
  • Putten in principe van geprefabriceerde betonelementen. De onderbak moet zijn voorzien van een adequaat stroomprofiel (tot halve hoogte buis);
  • Inspectieputten tbv een infiltratiestelsel uitvoeren met een verdiepte bodem (zandvang; min.0,30m);
  • Bij afkoppeling van verhard oppervlak: de putdeksels in bestaande gemengde/DWA stelsel op de kruisingen van wegen van een ontluchtingsklep met roosterdeksel voorzien (klasse D400). De maximale afstand tussen ontluchtingsmogelijkheden is 500m;
  • Controleputten van metselwerk dienen aan de volgende eisen te voldoen:
    • Randbekisting plaatsen voor aanbrengen werkvloer en fundatieplaat;
    • Werkvloer: dik 5 cm van stampbeton;
    • Gewapend beton fundatieplaat: afmetingen aan alle zijden 10 cm groter dan uitwendige putafmetingen, dikte plaat 15 cm, met gepuntlast wapeningsnet van staal FeB 500 rond 10 mm om de 20 cm, aan de onder- en bovenzijde aangebracht. Betondekking 35 mm. Betonkwaliteit B35;
    • Metselbetonstenen 300x200x100 mm. Metselbetonstenen dienen te zijn van grindbeton en in natte toestand een minimale druksterkte te hebben van 15 N/mm2;
    • Metselwerk aan onderdelen rioolstelsel aan binnenzijde en buitenzijde berapen met specie voor zover deze onder normale werkomstandigheden bereikbaar zijn;
    • Metselen in halfsteensverband. Wanddikte afhankelijk van benodigde sterkte put.
  • Minimale wanddikte afhankelijk putdiepte:
    • Wanddikte 220 mm bij diepte tot 2,50 m beneden maaiveld;
    • Wanddikte 320 mm bij diepte vanaf 2,50 m tot 3,50 m beneden maaiveld;
    • Wanddikte 420 mm bij diepte vanaf 3,50 m tot 5,00 m beneden maaiveld.
  • Van putten die dieper zijn dan 5 meter moet de wanddikte berekend worden. Stroomprofiel van stampbeton. De stroomprofielen aanbrengen tot de halve buishoogte van de grootste aansluitende buis. De bovenzijde van het stroomprofiel vanaf de putwanden onder een helling van 1:3 afwaterend afwerken.
  • Bij kruisingsputten moet de ruimte tussen buitenkant kruisende leiding en putwand minimaal 500 mm bedragen.

Klik hier om naar de enquête te gaan.