4.1.9 Gras

Algemeen / Beleid

  • Inzaaien alleen in de periode van 1 april tot 15 juni of van 1 augustus 30 september. Niet inzaaien met erg droge en warme weersverwachtingen.

Situering

Trapvelden:

  • Bij het aanbrengen van drainage deze op een diepte van 0,50 m, doch uiterlijk op de diepte van het nabijgelegen oppervlaktewater, op onderlinge afstand van 4,00 m.
  • De opbouw van trapvelden dient te bestaan uit 0,30 m grond met daarop 0,10 m zand.
  • Het zand dient door de bovenste 0,20 m grond gelijkmatig doorgespit te worden.
  • Het trapveld dient tonrond aangelegd te worden met een helling van 1:200 (0,5%).
  • Het graszaadmengsel dient goed gemengd en gelijkmatig verdeeld opgebracht te worden, waarna het onderwerken en aandrukken gelijkmatig uitgevoerd dient te worden.

Gazon / speelveld:

  • Bij het aanbrengen van drainage deze op een diepte van 0,50 m, doch uiterlijk op de diepte van het nabijgelegen oppervlaktewater, op onderlinge afstand van 4,00 m.
  • De benodigde laag grond voor een gazon of speelveld dient 0,20 m te bedragen.
  • Het graszaadmengsel dient goed gemengd en gelijkmatig verdeeld opgebracht te worden, waarna het onderwerken en aandrukken gelijkmatig uitgevoerd wordt. Voor de hoeveelheid te gebruiken graszaadmengsel dienen de richtlijnen van de leverancier te worden opgevolgd.
  • Gazons of speelvelden dienen toegankelijk (vrije ruimte van min. 2,50 m breed) te zijn voor rijdend materieel, daarvoor dient; een toegang met een minimale breedte van 2,50 meter aanwezig te zijn.
  • Grastaluds mogen niet steiler zijn dan 1:4.

Ruig gras, extensieve (bloemen) weide:

  • Gras-/ kruidenmengsel toepassen bestaande uit verschillende inheemse, streekeigen, soorten, passend bij de grondsoort en/ of locatie, afstemmen op natuurdoeltype.
  • Minimaal 0,20 m zand op de aanwezige (of afgegraven) ondergrond opbrengen en deze gelijkmatig doorspitten (bovenste laag van 0,30 m).
  • Ruig gras toepassen op taluds met een helling 1:3 of flauwer of op locaties waar geen beplanting of gazon mogelijk is.

Bermen (langs wegen):

  • Gras-/ kruidenmengsel toepassen bestaande uit verschillende inheemse, streekeigen, soorten, passend bij de grondsoort en/ of locatie, afstemmen op natuurdoeltype.
  • Maximale helling wegbermen: 1:2,5.
  • Minimale breedte: 1,00 m.
  • Minimale lengte: 25,00 m. ononderbroken.

Natuurvriendelijke oevers:

  • Gras-/ kruidenmengsel toepassen bestaande uit verschillende inheemse, streekeigen, soorten, passend bij de grondsoort en/ of locatie, afstemmen op natuurdoeltype.
  • Natuurvriendelijke oevers aanleggen bij voorkeur op de noord noordoostzijde van een watergang.
  • Bij water, grenzend aan ecologisch groen, beschoeiing weglaten en natuurvriendelijke oever aanleggen.
  • Bij natuurvriendelijke oevers dienen taluds te worden aangebracht met een helling tussen de 1:5 en 1:20.

Maatvoering

  • Trapveld: SV7 of SV8 mengsel
  • Gazon/recreatieveld: R1 mengsel
  • Ruig gras/berm: B3 bermmengsel
  • Ten behoeve van extensieve (bloemen)weides en natuurvriendelijke oevers een gras-/ kruidenmengsel toepassen bestaande uit verschillende inheemse, streekeigen, soorten, passend bij de grondsoort en/ of locatie, afstemmen op natuurdoeltype.